Gert van den Brink over Comrie

De discussie over Comrie gaat ondertussen verder. Zie HIER voor een reactie Dirk Baarssen en HIER voor Gert van den Brinks reactie op de reacties. Vervolgens HIER nog weer een reactie van Pieter Rouwendal. Overigens lijkt deze post het recordaantal bezoekers te gaan verbreken, dat tot nu toe op naam stond van de post ‘Is preken Gods woorden spreken’. Fascinerend vind ik dat, dat sommige onderwerpen binnen de kortste keren allerlei hits veroorzaken, terwijl andere totaal geen aandacht krijgen. Waar zit dat in, denk je dan.

Het helpt dus, dat blijkt: zeggen dat je niet aan je weblog toekomt. Van de weeromstuit kom je er dan aan toe... Op de RD site vond ik een artikel van Gert van den Brink, met verwijzing naar een artikel uit Theologia Reformata waar hij zijn argumentatie verder uitwerkt. Ik ken Gert van den Brink al jaren en we zijn het ook al die jaren al oneens over Comrie. Hij meent stellig dat Comrie ongereformeerd is, en ik meen stellig dat er niets aan de hand is. Overigens denk ik wel dat Gert iets voor het voetlicht brengt, namelijk dat gereformeerden het er nooit helemaal over eens geworden zijn wat nu precies de rol van het geloof is in de rechtvaardiging. Om allerlei redenen is die rol wel cruciaal in de gereformeerde theologie, en toch tegelijkertijd ook weer niet. Maar dat wil ik nu niet uitleggen. Ik wil zomaar een paar notities maken bij zijn kritiek op Comrie.

Anachronistisch

1. Gert suggereert consequent dat, omdat Comrie van mening zou zijn dat de rechtvaardiging voorafgaat aan het geloof, geloofsdaden daarom niet nodig zijn en eigenlijk alleen een passieve vorm van christendom gepast want orthodox zou zijn. Ik vind dat Gert zich in dat opzicht onvoldoende realiseert dat de heftigheid waarmee hij Comrie bestrijdt, sterk beĆÆnvloed is door zijn eigen kerkelijke achtergrond en de misstanden die hij daar meent aan te treffen. In de Gereformeerde Gemeenten en ter rechterzijde daarvan, wordt soms gesuggereerd alsof het actieve handelen van het geloof zoals het Christus aanneemt die in het Evangelie wordt aangeboden, arminiaans zou zijn. Dat is echter helemaal niet wat Comrie wil zeggen, zoals uit een mooie quote uit zijn Catechismus duidelijk blijkt: “Ik ben voor een lijdelijk Christendom in ’t ontvangen,
maar voor een dadelijk in de uitvoering, hetwelk uit mijn geheele werk klaar te zien is, indien gij ’t een bij het ander slechts vergelijkt. (Catechismus, XXXIII)” (zie de link naar mijn artikel over Comrie hierboven). Het gaat Comrie om de verdienstelijkeheid van ons handelen in de rechtvaardiging, niet om de vraag of wij als gelovigen Ć¼berhaupt wel geloofshandelingen zouden mogen verrichten. Dat staat voor hem buiten kijf, hoewel hij erbij zal zeggen dat die handelingen niet allemaal van dezelfde aard zijn, dus niet allemaal even expliciet en niet allemaal even bewust vanuit het perspectief van de gelovige.

Selectief

2. Bij de bespreking van de gereformeerde theologen die aan Comrie voorafgaan, heb ik sterk de indruk dat hij vooral die gegevens naar voren haalt die het beste in zijn positie zijn in te passen, of hij interpreteert ze zo dat ze zijn positie lijken te ondersteunen. Natuurlijk zijn er opmerkingen bij gereformeerde theologen te vinden waarin ze suggereren dat we door het geloof gerechtvaardigd worden, maar het is nog iets anders dan suggereren dat, als wij Christus niet met een bewuste daad van een bewust geloof omhelzen, dus niet naar de hebbelijkheid maar naar de dadelijkheid des geloofs, we dan vanuit het perspectief van God niet gerechtvaardigd zouden worden. Dat zou immers betekenen dat, als wij niet geloven, wij niet worden gerechtvaardigd. Vanuit dat oogpunt heeft Comrie toch een punt, namelijk dat dat tot een arminiaanse positie zou leiden, waarin het geloof weliswaar niet verdienende, maar dan toch feitelijk causa efficiens en dus niet langer louter instrumentele oorzaak zou worden?

NGB

3. Om een voorbeeld te noemen van datgene dat Gert in zijn betoog liever niet bespreekt: Comrie verwijst in een citaat dat Gert aanhaalt in het artikel in Theologia Reformata, naar artikel 22 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daarin staat, in de Nederlandse tekst van 1618 (link naar het Frans), dat God, om ons tot kennis van deze grote verborgenheid te brengen, in ons een oprecht geloof ontsteekt. De Dordtse synode heeft die tekst aangepast en van het ‘par’ uit de tekst van 1562 welbewust ‘pour’ gemaakt om de gedachte dat het deze kennis is die ons rechtvaardigt, te vermijden. De gelovige is kennelijk dus gerechtvaardigd voordat hij daar kennis van krijgt. Ook is het niet zozeer door middel van dit instrument dat hij gerechtvaardigd wordt, maar hij krijgt kennis van die rechtvaardiging. Gert bespreekt Comries beroep op artikel 22 verder niet.

Haarkloverij?

4. Is dit nu allemaal theologische haarkloverij? Ik denk het niet. Dat lijkt maar zo door alle historische details en de technische termen die gebruikt worden. Uiteindelijk gaat het om de rol van het geloof als een handeling die tot het heil brengt. Het type kerk en het type gelovige dat Gert voorstaat is een bewuste en verzekerde kerk en gelovige, die weet dat zij/hij gelooft en erop wordt afgerekend als zij/hij dat niet weet. Zonder handeling van het geloof is er immers geen heil. Aan de kant van Comrie staat een type theologie dat er grote aandacht voor heeft dat het geloof wel een onderdeel is van Gods werk in mensen, maar dat dat geloof op heel verschillende manieren tot uiting komt. In zo'n type theologie is er ruimte voor om te zien dat God iemand al lang in het vizier kan hebben, nog lang voor die persoon zelf God in het vizier heeft. Natuurlijk maakt dat het stimuleren en versterken van het geloof in de gelovige niet overbodig,of hoeft het er geenszins toe te leiden expliciete omhelzingen van Christus in het Evangelie verdacht te verklaren, zoals in sommige gemeenten wel gebeurt, maar het behoedt wel voor de gedachte dat die mens het toch vooral zelf moet weten en zelf moet doen, wil het bij God werkelijkheid zijn. Dat heeft ook zeer grote consequenties in het pastoraat. In het eerste type theologie zal de pastor vermoedelijk meer geneigd zijn ‘de zweep’ over de gemeente of de gelovige te leggen, om het toch maar te hebben gedaan of te hebben geweten, terwijl de pastor die vanuit het tweede type theologie denkt, zich er scherper van bewust zou kunnen zijn dat God handelt ook als hij of zij niet ‘duwt of trekt’ om de gelovige over de streep te halen.

Hieronder een reactie van Gert van den Brink, waarop  ik vooralsnog niet verder reageer:


Dag Maarten,
Je reactie op mijn opinie-artikel heb ik natuurlijk met zeer grote belangstelling gelezen. Dank voor de aandacht die je eraan geeft. Graag geef ik mijn feedback op wat je schrijft.

Ter inleiding: volgens jou zijn de gereformeerden het er nooit eens over geworden wat nu precies de rol van het geloof in de rechtvaardiging is. Dat vind ik een bevreemdende uitlating. De gereformeerde scholastiek kent aan het geloven twee functies toe in de rechtvaardiging:
1e functie: het geloof is middel tot de rechtvaardiging zelf (causa instrumentalis)
2e functie: het geloof is middel om de rechtvaardiging te kennen.
Beide aspecten zijn bijvoorbeeld terug te vinden in de Kanttekening bij Rom. 5:1. “Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede bij God”, namelijk: “Dat is, vriendschap Gods, daar wij tevoren zijne vijanden waren, en de verzekerdheid daarvan in ons gemoed, waardoor wij in God worden gerust gesteld”.
Ook Comrie aanvaardt in zijn Catechismusverklaring van 1753 beide functies. Dat is van wezenlijk belang. Wel maakt hij een toespitsing bij de 1e functie. Volgens hem heeft het geloof als daad alleen de 2e functie, niet de 1e. Het is het geloof als habitus dat de 1e functie vervult. De daad van het geloof kan, volgens Comrie, de 1e functie niet vervullen, omdat ‘instrument’ en ‘daad’ elkaar uitsluiten. Zie mijn artikelen (RD en ThRef).

Dit dus ter inleiding. Nu ga ik in op de vier punten die je noemt.
  1. Ik stel werkelijk niet dat volgens Comrie geloofsdaden niet nodig zouden zijn! Hoe kom je erbij? Je leest dingen bij mij die ik niet zeg en ook niet wil zeggen. Zoals zojuist gezegd, erkent Comrie wel degelijk het belang van geloofsdaden, maar hij beperkt het belang ervan tot de 2e functie. Jouw favoriete quote uit de voorrede van Comries’ Catechismus zegt precies dat.
Je opmerkingen over mijn vermeende heftigheid en anachronistische benaderingen begrijp ik niet. Ik probeer Comrie zo goed mogelijk te begrijpen, ook al ben ik het zeker niet altijd met hem eens. In mijn artikel ben ik bezig met historisch onderzoek en mijn stelling is dat Comries omschrijving van arminianisme historisch gezien inadequaat is. Als dat niet klopt, laat het me weten. Ik vind je eerste punt nu te veel ad hominem. Kom op Maarten, op de bal spelen!
  1. Als wij niet geloven, worden wij niet gerechtvaardigd. Dat is inderdaad wat veruit de meeste gereformeerde theologen zeggen (waarbij zij, natuurlijk, een uitzondering maken voor jongstervende kinderen). De suggestie dat ik selectief ben in mijn verwijzingen is een ernstige aantijging, die je trouwens niet onderbouwt. Maar ik doe een vrijmoedige oproep aan je: laat maar zien waar ik onwetenschappelijk en vooringenomen met de historische gegevens omga.
Je opmerking over causa efficiens en causa instrumentalis maakt je misvatting zichtbaar. In de scholastieke indeling van de oorzaken is de causa instrumentalis een ondersoort van de causa efficiens. Dus zodra je het geloof als causa instrumentalis aanduidt, erken je onvermijdelijk ook dat het een causa efficiens is. Jouw tegenstelling tussen causa instrumentalis en causa efficiens is dus onmogelijk. Als je pertinent niet het geloof als causa efficiens wilt aanmerken, mag je het ook geen causa instrumentalis noemen (en dat is dan ook precies wat de antinomianen deden!).
De gereformeerde scholastici zeiden het zo: het geloof is wel causa instrumentalis, en dus ook causa efficiens, maar geen causa materialis van de rechtvaardiging. Comrie beweert dat als je de actus van het geloof als causa instrumentalis beschouwt, dan is het ook causa materialis. Dat is echter onterecht. Trouwens, dit staat ook allemaal in mijn artikel in ThRef. Je zou het eens kunnen lezen.
  1. Nu de NGB. Wat zegt artikel 22 van de NGB over de relatie van geloof en rechtvaardiging? Volgens jou erkent de NGB alleen de 2e functie van het geloof, en kan Comrie (die hetzelfde zou beweren) zich dus terecht op de NGB beroepen. En inderdaad begint de NGB 22 met het 2e aspect; maar dat betekent niet dat volgens de NGB de functie van het geloof alleen daarin zou bestaan. Integendeel, juist het feit dat de NGB het geloof als een instrument bestempelt, maakt duidelijk dat de NGB ook de 1e functie aan het geloof toekent. De vraag is dan vervolgens of het gebruik van het woord ‘instrument’ het daad-karakter van het geloof uitsluit of niet. Volgens Comrie is dat zo, en in mijn artikel laat ik zien dat hij daarin Gomarus, Lubbertus en Trigland niet aan zijn zijde had. De hele discussie over de interpretatie van NGB 22 speelt zich, kortom, af binnen de kaders van de 1e functie.
Nu weer terug van de NGB naar Comrie. Jij beweert dat Comrie de 1e functie ontkent en alleen de 2e erkent. Maar wat jij weergeeft als de visie van Comrie, is niet de visie van Comrie – althans niet de visie die hij in zijn Catechismusverklaring van 1753 weergeeft. In zijn Catechismus stelt Comrie expliciet dat het geloof instrument van de rechtvaardiging is, en dus aan de rechtvaardiging voorafgaat (immers, elke oorzaak gaat aan zijn effect vooraf; dat geldt ook voor een instrumentele oorzaak).
Samenvattend, de uitwijding over NGB 22 is niet terzake. Het beroep van Comrie op artikel 22 NGB beoogde niet om de 1e functie van het geloof te ontkennen (zoals jij beweert), maar om, erkennende dƔt het geloof ook de 1e functie heeft, te betogen dat niet de actus maar de habitus van het geloof instrument in de rechtvaardiging is.
  1. In je vierde punt verwar je de rechtvaardiging met de verkiezing. God verkiest mensen onvoorwaardelijk, en dat maakt mild en vertrouwend. Niemand is een hopeloos geval. Tegelijk zijn slechts diegenen rechtvaardig voor God die in Jezus Christus geloven. Dat laatste moeten we toch kunnen blijven zeggen?
Laat ik vooralsnog niet verder op je vierde punt ingaan. Ik vind het jammer dat je zo schrijft. Het is dat ik je zo goed ken, anders zou ik het als behoorlijk venijnig bestempelen. Mijn artikel is allereerst historisch van aard. Je hebt nog niets gezegd over de kernvraag, namelijk of Comries weergave van wat arminianisme is, correct is. Als je zou hebben kunnen aantonen dat mijn onderzoek niet deugt, komt er misschien ruimte om je uit te laten zoals je nu hebt gedaan. Maar daarvoor is het nu nog te vroeg.
Ik zie uit naar je mening hierover!

Met hartelijke groet,

Gert


Reacties

  1. Wat hebben we daar nu weer aan: 'waarop ik vooralsnog niet verder reageer'.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Wim,

    Ik snap je reactie, maar ik heb momenteel gewoon geen tijd om uitvoerig met Gert in debat te gaan. Vandaar. Verder stelt het me gerust dat er in het RD verschillende reacties zijn verschenen waarmee ik het erg eens ben. Baarssen heeft materiaal geboden om de interpretatie van Comrie te nuanceren, en Rouwendal heeft recent op het verschil tussen de verschillende daden van het geloof gewezen, iets dat ik ook erg belangrijk vind en tot nu toe in de verschillende bijdragen ontbrak.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Misschien kan de volgende opmerking helpen?

    Het is waar dat het geloof volgens Comrie geen causa efficiens is. Maar het is wel causa instrumentalis.

    Hoe kan dat dan? Comrie lost dit op door het geloof de causa recipiens te noemen. Daarmee stelt hij twee dingen veilig:

    1. Het geloof is lijdelijk in het ontvangen.
    2. Het geloof is dadelijk in het aannemen.

    Daarmee erkent hij dus twee dingen:

    1. Het geloof is Gods gave. God werkt het zonder ons in ons.
    2. Het daadkarakter van het geloof.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Toch kan ik me bijzonder goed vinden in de bijdrage van Gert van de Brink

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik kan me ook goed in zijn bijdrage vinden. Zacharias Ursinus stelt ook in het schatboek dat de toe-eigening onzerzijds samen moet gaan met de Goddelijke, en dat zonder onze toe-eigening (door een geschonken geloof) de Goddelijke ook niet geschiedt.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik zal jullie vertellen, die vd. Brink is zelf een Arminiaan. Beluister de avond v. 3 Oktober van JIJ DAAR! Hij leert de rechtvaardiging vd. gewillige mens!!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat lijkt me stug Anonymous! Daar ken ik Van den Brink net iets te goed voor. Bovendien helpt zo'n statement ook weinig verder in een discussie, en al helemaal niet zonder te zeggen wie u bent.

      Verwijderen

Een reactie posten

Populaire posts